De Heren van Valkenburg “Gozewijn IV” (1180-1212)
Valkenburg, 07-10-2006
Zoals u in het vorige artikel heeft kunnen lezen, werd Gozewijn III door zijn zoon Gozewijn (IV) opgevolgd.
Gozewijn IV was getrouwd met Jutta van Limburg, dochter van Hertog Hendrik III van Limburg.
Evenals zijn voorganger was ook Gozewijn IV voogd van Meerssen. In 1190 trad hij als zodanig op in een geschil over tienden aan de proostdij toebehorend, tussen de abdij van St. Remigius te Reims, ridder Theodoor en ene zeker Godifridus. In 1197 was Gozewijn aanwezig te Meerssen bij een arbitrale uitspraak in een geschil tussen de parochianen van Meerssen en de proost Dietrich van St. Andreas te Keulen, over de diensten in de kerk en de inkomsten der geestelijkheid.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft Gozewijn in 1198 deelgenomen aan het beleg van Aken. Gozewijn steunde namelijk Otto von Braunschweig als kandidaat voor de keizerskroon. Diens tegenkandidaat was Philips van Schwaben wier kant de Akenaren gekozen hadden. In 1198 werd Aken door hongersnood tot overgave gedwongen en liet Otto zich in het Akense munster tot Keizer kronen, bij welke ceremonie Gozewijn IV als keizerlijke vazal tegenwoordig geweest zou zijn.
In 1199 riep Paus Innocentius III op tot een kruistocht naar het Heilige Land en Gozewijn legde de belofte af hieraan te zullen deelnemen. Gozewijn kon zijn belofte om onbekende redenen niet gestand doen en werd hiervoor in de kerkelijke “ban” gedaan. Rond 1201 schenkt Gosewijn IV een stuk grond te Houthem aan het Praemonstratenserklooster van Heinsberg en besluit een dubbelklooster te stichten bij het graf van de Heilige Gerlachus. De verering van het graf van de Heilige Gerlachus (†5 januari 1164/65) was overigens al eerder begonnen. Men had er rond 1170 al een kapel gebouwd en voor de bedevaartreizigers was er een “hospitium”. Om het voor het klooster te Heinsberg aantrekkelijk te maken een nieuw klooster in Houthem te stichten, schonken Gozewijn en zijn nicht Aleidis Gravin van Kleef en erfdochter van Heinsberg, de kerk te Geilenkirchen aan het klooster Heinsberg. De proost van het klooster in Heinsberg verkrijgt in 1201 van de pauselijk legaat Guido van Preneste toestemming voor de voorgenomen stichting en enige broeders en zuster worden vanuit het klooster van Heinsberg in het nieuwe klooster te Houthem geplaatst. In 1202 wordt Gozewijns kerkelijk “ban” opgeheven door de aartsbisschop van Keulen, Adolph van Altena. Dit gebeurt onder de verplichting van het doen van belangrijke schenkingen. Bovendien verkrijgt Gozewijn dispensatie van deelname aan de kruistocht. Om aan de voorwaarden te voldoen schenkt Gozewijn in 1202, met toestemming van zijn echtgenote Jutta van Limburg, aan het klooster Heinsberg en het kloosterfiliaal te Houthem, Gozewijns hof te Munstergeleen met alle inkomsten. Bovendien moest hij de helft van het patronaat te Munstergeleen aan het klooster overlaten. Aan de betreffende schenkingsoorkonde uit 1202, is Gozewijns (beschadigd) zegel terug te vinden. Het toont een berg met drie toppen en daarboven een valk met gespreide vleugels. Uit het huwelijk van Gozewijn en Jutta zijn geen kinderen geboren. Als Gozewijn IV voor of in 1212 sterft (exacte datum niet bekend), wordt hij als heer van Valkenburg opgevolgd door Dietrich von Kleef-Heinsberg (Dirk I).
In een oorkonde van 1212 wordt ene “Thiderico de Valkenberg” genoemd en is Gozewijn dus al overleden.
Dirk I is de zoon van Aleidis Gravin van Kleef-Heinsberg en daarmee een achterneef van Gozewijn IV.
Gozewijn IV en Aleidis hadden namelijk een gemeenschappelijke grootvader te weten Gozewijn II.
Met Dirk I komt Valkenburg aan het Huis Kleef-Heinsberg en treed een nieuw tijdperk aan.
Meer over Dirk I in een volgend artikel van de Stichting Vestingstad Valkenburg.
Auteur: Marc Habets